Een normaal looppatroon kenmerkt zich door een vloeiend, efficiënt en symmetrisch bewegingspatroon van de benen. Het lopen kan worden onderverdeeld in twee fasen: de standsfase, die 60% van de loopcyclus inneemt, en de bewegingsfase (ook wel swingfase genoemd), die 40% inneemt. Elke afwijking in dit patroon wordt geduid als ‘manken’ of ‘mank lopen’.
Wanneer de standsfase wordt verkort – in de medische literatuur benoemd als een ‘antalgisch looppatroon’ – dan is dit meestal een teken van een verminderde belastbaarheid op basis van pijnklachten. Wordt de swingfase verlengd, dan duidt dit op minder efficiënt bewegen, waarbij gebruik wordt gemaakt van andere spiergroepen om de beweging uit te voeren. De oorzaak is dan vaak terug te voeren op een neuromusculaire aandoening.
Auteurs | Hartwig, Dr. N.G. |
---|---|
Rubriek | Bijzondere indicaties |
Accreditatie | 1 accreditatiepunt |
Publicatie | 21 juni 2014 |
Editie | Praktische Pediatrie - Jaargang 8 - editie 2 - Nummer 2 | Orthopedie en bewegingsapparaat |
Na het lezen van dit artikel: