Geaccrediteerde nascholing
Menu

Cellulaire tests geen toegevoegde waarde voor het diagnosticeren van lymeziekte

25 juli 2023 Wolfs, T. Geen reacties
Categorie: Blog

In Nederland lopen we jaarlijks anderhalf miljoen tekenbeten op. Dit leidt tot 27 000 gevallen van lymeziekte. Van die groep patiënten houden 1000-1500 mensen lange tijd klachten. De klachten zijn niet ziektespecifiek en kunnen zeer divers van aard zijn. Lang niet altijd wordt de initiële lymeziekte als zodanig herkend. Bij langer bestaande klachten zonder duidelijke oorzaak wordt lymeziekte dan ook regelmatig door de patiënt zelf of door de behandelaar overwogen.

Het is niet makkelijk om met een antistoftest te bepalen of iemand de ziekte van Lyme heeft. In de vroege fase van de ziekte, wanneer de patiënt wél geïnfecteerd is, maar nog geen antistoffen heeft aangemaakt, zal de test negatief uitvallen. Om deze reden wordt het dan ook niet aanbevolen om bloedonderzoek te doen bij een verdenking op vroege lymeziekte (een erythema migrans), maar in plaats daarvan direct te behandelen met antibiotica. Hoewel antistoftesten in een latere fase van de ziekte, bijvoorbeeld bij de eerdergenoemde langer bestaande klachten veel beter presteren, bestaat de hardnekkige mening dat ook hier de testuitslag frequent fout-negatief zal zijn.

Cellulaire testen, veelal aangeboden door commerciële laboratoria in binnen- en buitenland worden niet gebruikt in de reguliere gezondheidszorg in Nederland. Deze testen zijn gebaseerd op een memory T-cel gemedieerde respons op in-vitrostimulatie met specifieke antigenen. Op de sites van deze commerciële laboratoria worden de testen als betrouwbaar aangeprezen en daarmee diagnostisch voor lymeziekte, ook wanneer antistoftesten negatief zijn gebleken.

In een recent verschenen studie werd de betrouwbaarheid van drie van deze cellulaire testen onderzocht (Spirofind Revised, iSpot Lyme en LTT-MELISA). Drie groepen mensen werden geïncludeerd: 271 personen met een bevestigde diagnose lymeziekte, 228 gezonde controlepersonen en 41 controlepersonen met een ziekte die lymetesten kan bemoeilijken (zoals patiënten met een auto-immuunziekte of een leptospirose).

Het aantonen van de ziekte van Lyme lukte de cellulaire testen in maar 12-54% van de gevallen. Aangezien het veelal patiënten met een vroege lymeziekte betrof, presteerde de antistoftest ook niet goed (28-50% van de lymepatiënten had een positieve test). Bij de gezonde controlepersonen was er echter duidelijk een verschil te zien. In 18-69% van de gevallen werden deze gezonde personen door positieve cellulaire testresultaten ten onrechte als lymepatiënt geclassificeerd. De antistoftest gaf in 93-95% een terecht negatieve uitslag.

In de huidige vorm zijn de drie onderzochte cellulaire testen dus niet geschikt om in de praktijk te gebruiken, voornamelijk door hun gebrek aan specificiteit. Patiënten met langer bestaande niet-specifieke klachten moet afgeraden worden zich aan deze testen te onderwerpen. De kans dat een patiënt zonder lymeziekte een positieve testuitslag krijgt kan groter dan 50% zijn.

1. Baarsma ME, Schoor FR van der, Gauw SA, et al. Diagnostic parameters of cellular tests for Lyme borreliosis in Europe (VICTORY study): a case-control study. Lancet Infect Dis. 2022;22:1388-96.