De richtlijn voor hyperbilirubinemie waarschuwt dat het inschatten van de mate van hyperbilirubinemie op basis van de geelheid van de huid onbetrouwbaar is. Toch gebruiken we meestal eerst de visuele inschatting om te beslissen of we een bilirubinebepaling doen. Maar hoe onbetrouwbaar is die visuele inschatting eigenlijk?
Om dit te onderzoeken zochten we naar studies die de relatie tussen de visuele beoordeling met de cefalocaudale score (CCS) en het bilirubinegehalte objectiveerden. We vonden negen studies waaruit blijkt dat er weliswaar een hoog-significante relatie bestaat tussen de CCS en het bilirubinegehalte, maar met een grote spreiding. De sensitiviteit van de CCS voor een klinisch relevante hyperbilirubinemie is laag, tenzij het kind van top tot teen geel ziet (CCS = 5). De specificiteit is ook laag, tenzij het kind helemaal niet geel ziet (CCS = 0). Dus als een kind van top tot teen geel ziet, is de kans dat het bilirubinegehalte boven de fototherapiegrens ligt aanzienlijk, en als het kind helemaal niet geel ziet is de kans hierop erg klein. Voor de tussenliggende scores (CCS 1-4) is de voorspellende waarde onvoldoende.
Wij adviseren daarom om bij de visuele beoordeling van hyperbilirubinemie de voorafkans en klinische informatie mee te wegen en laagdrempelig het bilirubinegehalte te meten.
Auteurs |
Luitse, G.H.J.
Dijk, Dr. P.H. |
---|---|
Rubriek | Evidence-based pediatrics |
Publicatie | 23 juni 2015 |
Editie | Praktische Pediatrie - Jaargang 9 - editie 2 - Nummer 2 | Diagnostiek |
Na het lezen van dit artikel: